dinsdag 15 maart 2016

Wie of wat is Oeroeg?


Zoals ik in de titel van dit boekverslag waarschijnlijk al laat blijken had ik, voordat ik aan deze roman begon, geen idee wat Oeroeg zou moeten betekenen. De auteur van dit boek, namelijk Hella S. Haasse, kwam mij ergens wel bekend voor.
De reden waarom ik toch dit boek heb gekozen is omdat ik voor mijn leeslijst op zoek was naar een boek uit de periode 1945-1970. Daarnaast werd ook dit boek mij aanbevolen door de bibliothecaresse.
In dit boekverslag geef ik algemene en inhoudelijke informatie over het boek en vertel ik meer over o.a. de motivatie van mevrouw Haasse.

Algemene informatie Oeroeg
Oeroeg werd op 26 februari 1948 uitgegeven als Boekenweekgeschenk en is door de jaren heen bij lezers er populair gebleven. Oeroeg vertelt het verhaal van de moeizame overgang van Nederlands-Indië naar Indonesië, over het einde van het Nederlandse koloniale tijdperk en het trauma dat dit verlies teweegbracht. Hella S. Haasse stuurde de novelle in onder het motto ‘Soeka Toelis’, Indonesisch voor 'ik houd van schrijven’. Het Boekenweekgeschenk was destijds gegoten in de vorm van een wedstrijd: de beste inzending won de ‘novelleprijs’, uitgereikt door de nog altijd bestaande stichting ‘Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek’ (CPNB). In 1948 was de eer aan Hella S. Haasse. Oeroeg zou bijna vijftig keer worden herdrukt, zeven maal vertaald en, in 1993, worden verfilmd.

Inhoudelijke informatie Oeroeg
Oeroeg gaat over de vriendschap tussen een Nederlandse en een Javaanse jongen. Die wordt getekend door de koloniale verhoudingen waarin de twee opgroeien en door de spreekwoordelijke ‘koloniale blindheid’ van de Nederlandse ik-figuur, die deze ongelijke en discriminerende werkelijkheid niet onder ogen ziet. Hij is ervan overtuigd dat Oeroeg een vriend is zoals zijn Hollandse vrienden. Ondertussen weet Oeroeg al vanaf zijn vroegste jeugd dat hij, als ‘inlander’, een ‘ander’ is en dus vooral: een ondergeschikte. Want dat was één van de kenmerken van de koloniale maatschappij die bijna 350 jaar heeft standgehouden: daarin vormden de Nederlanders het bestuur, zij waren de autoriteiten, terwijl de Indonesiërs lagere functies bekleedden, niet hetzelfde onderwijs, of dezelfde rechten genoten. Terwijl Oeroeg van dit verschil het slachtoffer is en ertegen in opstand komt, is de Nederlandse ik-figuur zich er pas van bewust wanneer het eigenlijk al te laat is.

Deze climax wordt bereikt aan het slot van de novelle, wanneer de Hollandse jongen, na een verblijf in Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog, als soldaat terugkeert naar Indonesië, waar inmiddels de onafhankelijkheidsstrijd is uitgebroken. De missie van de ik-figuur is duidelijk, denkt hij: ‘orde’ en ‘recht’ herstellen in zijn land van herkomst. Maar de om vrijheid vechtende Indonesiërs zijn een andere mening toegedaan: zij herkennen in hem de koloniale bezetter die in hun land niets meer te zoeken heeft.
Op patrouille in zijn vroegere geboortedorp staat de Nederlandse jongen plotseling oog in oog met een van die vrijheidsstrijders: zijn jeugdvriend Oeroeg. Of, is het slechts iemand die op Oeroeg lijkt?

Of deze vrijheidsstrijder daadwerkelijk Oeroeg was? De ik-figuur moet het antwoord schuldig blijven. Hij beseft dat hij al die tijd blind is geweest voor de werkelijkheid die hem en zijn vriend had omringd. Zelfs de natuur, het landschap van zijn kinderjaren, waarnaar hij in Nederland had terugverlangd, is hem vreemd en vijandig geworden. Het meer, Telaga Hideung, is angstaanjagend, evenals de ogen van Oeroeg, die net zo zwartglanzend als het water zijn.
In datzelfde meer was jaren geleden Oeroeg’s vader Deppoh verdronken: hij redde de ik-figuur, nadat die van een vlot was geslagen doordat kennissen van zijn vader, die teveel gedronken hadden, hierop onnadenkend hadden rondsprongen. Zij hadden de waarschuwingen van Deppoh, hun ondergeschikte, in de wind geslagen. Vanaf dat moment zou Telaga Hideung een onheilsplek zijn, voor diegenen die hadden geweigerd te luisteren en zien. Juist bij deze plek dringt tot de volwassen ik-figuur een onherroepelijke waarheid door: niet Oeroeg, maar hijzelf was in dit land altijd een buitenstaander geweest: alleen de oppervlakte had hij gezien, de diepte had hij nooit gepeild.

Opvattingen Hella S. Haasse
In 1954 omschreef Hella S. Haasse het thema uit Oeroeg als volgt: ‘Wat heeft in mijn verhaal Oeroeg gestalte gekregen, behalve de herinneringen aan het land waar ik geboren ben? Misschien het verlangen naar het echte ‘Indische’ leven dat ik eigenlijk nooit gekend heb, en het heimelijke schuldgevoel ten aanzien van de Indonesische mens die ik in mijn jeugd heb aanvaard als décor, als vanzelfsprekend deel van de omgeving, maar die ik niet bewust heb gezien,
al mag ik mij dan ook nog zoveel uiterlijke details herinneren.’

In Haasses laatste Indische roman Sleuteloog, uit 2002, komt deze problematiek opnieuw aan de orde. De hoofdpersoon daar constateert: ‘Ik weet dat ergens in mijn geheugen alle stukken te vinden zijn die samen een sluitend beeld van de waarheid vormen. Ik heb ze niet herkend, of ze niet willen zien, toen ze opdoken in de werkelijkheid van mijn leven.’ Met Sleuteloog sloot Hella S. Haasse haar Indische oeuvre af, waarin steeds opnieuw, in een andere vorm, de prangende vragen uit Oeroeg terugkomen. Het zijn vragen waarmee Haasse zelf worstelde, nadat zij in 1938 van haar geboorteland, Nederlands-Indië, afscheid nam. Met behulp van haar literaire werk, van Oeroeg tot en met Sleuteloog, zocht de schrijfster naar antwoorden en kon zij haar eigen koloniale trauma, van verlies en schuldgevoelens, verwerken.

Filmpjes
Ik heb twee filmpjes aan dit blog toegevoegd die ik graag met u wil delen. Het eerste filmpje geeft een prachtig beeld van het leven van Hella S. Haasse. Het tweede filmpje bevat de trailer van de verfilming van haar roman Oeroeg.

Profiel van de Week: Hella Haasse


 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Trailer Oeroeg
  
Tot slot
Ter afsluiting van dit boekverslag wil ik u bedanken voor het lezen van dit blog over de roman Oeroeg van Hella S. Haasse, hopelijk heeft de informatie iets toegevoegd aan uw kennis. Ikzelf heb deze informatie als zeer interessant ervaren. Als afsluiter heb ik nog de

 

Verhoef en haar Lieve mama

Ze won de NS Publieksprijs niet, maar het boek stond dit jaar wel tijdenlang bovenaan de bestsellerslijst. Esther Verhoef is een schrijfster waar ik altijd blij van word, en ze heeft al vele ijzersterke titels op haar naam. Lieve mama stond al tijden klaar op mijn ereader, maar nu las ik ook eindelijk dit Vergeten Boek.

In Lieve mama lopen twee verhaallijnen langs en door elkaar heen. Aan de ene kant is er Ralf. Hij is een jongen met weinig toekomstperspectief, die zijn weg in de criminaliteit heeft gevonden. Het is tot nu toe bij kleine overtredingen gebleven, maar samen met zijn vriend Brian beraamt hij nu een gewapende overval op het huis van een rijke restauranteigenaar. Deze Werner en zijn vrouw Helen hebben een ogenschijnlijk perfect leven: ze hebben een riante woning, beide een fijne baan -hij werkt als restauranteigenaar en zij als verkoeververpleegkundige- en hebben drie kinderen; Sara, Emma en Thom. Hun gezinsgeluk wordt echter ruw verstoord wanneer Brian bij hen inbreekt.

Werner is op dat moment alleen thuis. Wanneer Helen thuiskomt en gemorrel op de bovenverdieping hoort, loopt de situatie compleet uit de hand. Door de gebeurtenissen op die vrijdagavond komt het leven van Helen op zijn kop te staan. Haar gezin, waarvan ze altijd dacht dat het een solide, betrouwbare basis was, blijkt meer geheimen te bergen dan ze had gedacht. De onderlinge relaties komen dan ook onder spanning te staan. En dan is er nog het enorme geheim dat ze nu met zich moet meedragen. Hoe ver is ze bereid te gaan om haar gezin en zichzelf te beschermen?

Wat ik fijn vind aan Lieve mama is dat het een totaal andere weg inslaat dan ik dacht. Na de gewelddadige overval dacht ik het verhaal al uitgestippeld te zien, maar niets bleek minder waar. Het verhaal nam een heel andere wending, waardoor ik zelf even moest omschakelen. Hiermee laat Verhoef zien wat een veelzijdig schrijfster ze is. Ze voert de lezer mee in een spannend, zinderend verhaal en speelt hierbij wederom goed in op de menselijke psyche. In eerdere boeken, met name Tegenlicht en Close-Up, toonde zij al dat zij uitstekend dicht op de huid van haar personages kan kruipen. Ze leeft zich in, schrijft op geloofwaardige wijze over emoties, twijfels en angsten en vindt ook nu een aangename balans tussen psyche en spanning.

Want spannend is Lieve mama zeker ook. Dit komt niet zozeer door onheilspellende gebeurtenissen, die elkaar in rap tempo opvoeren, maar door het psychologische aspect. Het kat en muis-gevoel dat Helen ervaart werkt Verhoef tot in de puntjes uit, en dit werkt bijna verslavend. Hoe gaat het verder? Welke stappen zal Helen ondernemen en hoe pakt dit voor haar uit? Het zijn vragen waar je continu antwoorden op wilt. Helaas doet dit tegen het einde enigszins afbreuk aan de spanning: de balans slaat teveel door naar de psyche, waardoor het einde enigszins afgeraffeld voelt. De clou is iets te duidelijk, je ziet het net iets te vroeg aankomen. Jammer, maar geen showstopper. Gelukkig is de epiloog wel weer heel fijn. Vooral de laatste alinea spreekt heerlijk tot de verbeelding, en brengt -bij mij althans- een grijns op het gezicht.

Is Lieve mama het beste boek dat Verhoef heeft geschreven, zoals in de media enkele malen werd gezegd? Nee, in mijn optiek niet. Het mist de spanning en gruwel van bijvoorbeeld De kraamhulp, maar is in psychologisch opzicht wel heel sterk. Verhoef schrijft weer meeslepend, verhalend en erg dicht op de huid van haar personages en laat de verhaallijnen bovendien soepel in elkaar overlopen. Een fijne thriller, zonder meer, maar niet haar beste.

Van bijstand naar rode loper

Twee jongens komen in 1973 van de middelbare school in Arnhem, Lou Baljon en Eddie van Beek. Beiden hebben geen grote ambities, studeren zien ze niet zitten en ze besluiten om van school meteen de bijstand in te gaan. Een handige uitkering, die meer oplevert dan een studiebeurs en je bent ook meteen verzekerd tegen ziektekosten. Lou wil roadie worden bij popgroep Shout, een coverband uit Arnhem en dat lukt ook, en Eddie gaat de journalistiek in. Zo begint het boek van Thomas Rosenboom De rode loper.

De jaren zeventig, van de kleuren oranje en bruin, van de lange haren en de joints en van de eerste Engels uitdrukkingen die hun intrede deden in het taalgebruik onder jongeren.
Hoewel Lou en Eddie elkaar in het begin van het boek amper kennen, groeit er in de loop van de tijd een vriendschap tussen de twee. Lou is jarenlang roadie en chauffeur van Shout en begint later, als de groep stopt met optreden, een opnamestudio in Zevenaar, de woonplaats van Eddie. Erg goed loopt de studio niet, maar Lou’s bijbaantje als trouwfotograaf is heel succesvol en zo scharrelt hij zijn kostje bij elkaar.

Als de opnamestudio helemaal niet meer loopt, kraakt Lou een garage, waarin hij horrorbioscoop ‘Corona’ begint. Nou ja, kraken is een groot woord. Hij doet het met instemming van de wethouder en steun van de gemeente.
Wat doet Eddie al die tijd? Hij werkt als journalist bij een regionaal dagblad, waar hij een eigen pagina mag vullen, en schenkt daarop, waar nodig, aandacht aan de activiteiten van Lou.

Vond ik het taalgebruik van Rosenboom in zijn vorige romans vaak wollig en krullerig, in dit boek is zijn schrijfstijl versimpeld, met soms een prachtige vondst.
‘Als de stilte een spanlaken was, dan werd die een paar dagen later in tweeën gescheurd door het geluid van de bel.’
De inhoud van het boek is niet wereldschokkend. Je zou in de levens van Lou en Eddie een metafoor kunnen zien voor doorsneelevens die kabbelend, zonder veel hoogte- of dieptepunten verlopen.

Waar komt de titel De rode loper dan vandaan? Afgewisseld met de belevenissen van Lou en Eddie, lezen we over Eddies vrouw Riet en haar nicht Lena die in een limousine op weg zijn naar, wat een filmpremière lijkt, maar wat de uitkomst blijkt te zijn van een briljant idee van Lou. In werkelijkheid deed Rosenboom idee zelf op tijdens het filmfestival Film by the sea, toen hij werd gefilmd op de rode loper. Om dit idee is de hele roman gecomponeerd.

Die rode loper gaat pas aan het eind van de roman een grote rol spelen. Misschien is het een metafoor voor het leven. Voor weinigen wordt de rode loper uitgerold en dan ook nog zelden. Een rode loper moet bijzonder blijven, het is geen kokosmat waar je dagelijks overheen banjert en dat dreigt hij in dit verhaal wel even te worden.

maandag 14 maart 2016

De visie van Mulisch


Harry Mulisch wordt samen met Willem Frederik Hermans en Gerard Reve als de Grote Drie beschouw van de naoorlogse literatuur.
Deze drie schrijvers behoorde tot een generatie van naoorlogse schrijvers. Harry Victor Mulisch werd in 1927 in Haarlem geboren. Tijdens de oorlogsjaren ging hij bij de huishoudster Frieda Falk wonen en legde daar de eerste kiem voor zijn schrijverschap. Doordat Mulisch’ moeder Joods was en zijn vader een collaborateur, bevond hij zich in een bijzondere positie. ‘Ik bèn de Tweede Wereldoorlog,’ is in dit verband een bekende uitspraak van hem. De holocaust en het oorlogsgeweld spelen dan ook een prominente rol in zijn oeuvre.

Het stenen bruidsbed (1959) is de eerste roman waarin Mulisch over de vernietiging van de Tweede Wereldoorlog schrijft. Dit boek gaat over de terugkeer van de tandarts Norman Corinth naar de stad Dresden. Tijdens de oorlog heeft hij als piloot bijgedragen aan het massale geallieerde bombardement dat de gehele stad in puin legde. In de roman laat Mulisch zien dat in oorlog slechts zinloze gruwel overheerst.

In de periode hierna, de jaren zestig, profileerde Mulisch zich als een ‘geëngageerde’ schrijver. Mulisch voelde zich destijds zeer betrokken bij de grote veranderingen die de maatschappij doormaakte. Zodoende schreef hij over Cuba, Provo, Vietnam en de berechting van oorlogsmisdadigers. Dit deed hij echter niet in de vorm van een roman. ‘In de oorlog schrijf je geen romans,’ zei Mulisch toen in een interview. Wel publiceerde hij in deze periode enkele reportages en pamfletten. Zo schreef hij bijvoorbeeld De zaak 40/61 (1962), een journalistiek verslag van het proces tegen de oorlogsmisdadiger Adolf Eichmann in Jeruzalem.

Vanaf Twee vrouwen (1975), een boek dat gaat over een ingewikkelde liefdesrelatie tussen twee vrouwen, legde Mulisch zich weer toe op de roman. Na dit ‘uitstapje’ gebruikte Mulisch opnieuw de Tweede Wereldoorlog als aanleiding om filosofische en psychologische kwesties te beschrijven (zie ook: W.F. Hermans). Het gaat in deze romans om schuld en verantwoordelijkheid en om goed en kwaad. Een goed voorbeeld hiervan is de bestseller De aanslag (1982). Dit boek heb ik gelezen en gaat over een aanslag die tijdens de Duitse bezetting door het verzet wordt gepleegd op de NSB’er Fake Ploeg. De buren leggen het lijk voor het huis van Anton Steenwijk. Als vergelding worden Antons ouders opgepakt en vermoord door de Duitsers. Tijdens het verdere leven van Anton krijgt de lezer verschillende perspectieven op de aanslag te zien. Zo wordt duidelijk dat objectieve schuld niet bestaat, maar afhankelijk is van hoe je in de situatie staat. Van De aanslag werden 500.000 exemplaren verkocht en het boek maakte Mulisch plotsklaps bekend bij het grote publiek.

Behalve door de oorlog is Harry Mulisch ook gegrepen door het fantastische, het magische.
Als schrijver wil Mulisch niet de gewone werkelijkheid uitbeelden. Hij wil door dromen, mythen en fantastische gebeurtenissen het alledaagse verbinden met het mysterieuze en het goddelijke. Daarom noemt Mulisch zichzelf een ‘alchemistische’ schrijver. Met romans als De procedure (1998) en Siegfried (2001), een spannende roman over de zoon van Hitler, probeert hij een dieperliggende samenhang onder de dagelijkse realiteit bloot te leggen.

Een boek waarin het fantastische en het magische goed naar voren komt, is zijn magnum opus ofwel levenswerk De ontdekking van de hemel (1992). In deze roman is Quinten Quist door het lot uitverkoren om via een fantastische queeste de stenen tafelen (de tien geboden van Mozes) te vinden en naar God terug te brengen. De roman herbergt de hoofdgedachte dat de mens het verbond met God heeft verbroken. De mens heeft zichzelf uitgeleverd aan de techniek en dit betekent zijn ondergang.

De literaire erfenis van Harry Mulisch bestaat uit een ontzagwekkend oeuvre, waarin de auteur laat zien dat hij elk literair genre de baas is. Hij schreef onder andere essays, toneelstukken, dichtbundels, romans, reportages, filosofische werken en biografieën. Bovendien ontving Mulisch alle literaire prijzen die we in Nederland hebben – en dat aantal is niet gering!

De kenmerken van Karakter


Ter aanvulling van mijn leeslijst voor het vak Nederlands moest ik nog een boek lezen dat is uitgegeven in de periode van 1910 tot 1945.
Ik kon kiezen uit een geselecteerde groep schrijvers. Zo goed als alle schrijvers en boeken waren voor mij onbekend, waardoor ik heb besloten mij te  laten adviseren door mijn lerares Nederlands en de bibliothecaresse.
Beiden hebben mij het boek Karakter aangeraden, waarna ik de flaptekst ben gaan lezen en erachter kwam dat dit boek van Ferdinand Bordewijk mij aansprak.
Vervolgens heb ik besloten over dit boek uit 1938, ten tijde van het interbellum, mijn zesde boekverslag te schrijven.
In dit boekverslag leg ik de focus op de stroming waartoe ik Karakter kan rekenen, dit doe ik doormiddel van citaten en voorbeelden van de kenmerken.

Nieuwe Zakelijkheid
De roman Karakter van Bordewijk is geschreven in een opvallende stijl. Deze stijl kan, net als de thematiek, in verband worden gebracht met de tijd waarin Bordewijk leefde, het zogenaamde Interbellum. In de periode tussen de twee wereldoorlogen heerste veel onzekerheid, onder meer door de vernietigingen op de slagvelden in de Eerste Wereldoorlog, de opkomende industrialisering en het aanbreken van de moderne tijd. Kunst werd in deze tijd ‘zakelijker’ benaderd en in de literatuur zien we dit terug in een stroming die we ook wel ‘Nieuwe Zakelijkheid’ noemen, een stroming die als reactie op het pathetische en idealistische expressionisme wordt beschouwd.  

Van deze literaire stroming is Bordewijk één van de weinige Nederlandse vertegenwoordigers.
Deze stijl kenmerkt zich door korte, bondige zinnen die gebaseerd zijn op feiten en de realiteit van toentertijd. 
Met een strakke vormgeving, zakelijke zinsbouw, filmische overgangen en het beperken van dialogen wordt er gestreefd naar een zo groot mogelijke objectiviteit.

Hieronder zal ik de kenmerken van deze literaire stroming die van toepassing zijn op dit boek met voorbeelden verder toelichten.
De in dit boek toegepaste kenmerken zijn:

Zakelijke zinsbouw
In Karakter is er sprake van een strakke zinsbouw. Zinnen bevatten de benodigde informatie, maar zijn niet onnodig moeilijk en lang geformuleerd. Citaten uit de roman die een duidelijk voorbeeld geven van deze zakelijk vormgegeven zinnen zijn: “De telefoons van het bediendenkantoor stonden in een hoek achter de altijd opengeslagen tussendeuren” en “Het netwerk van steegjes en straten oostelijk van de Nieuwe Markt is grotendeels zeer somber”.
De hierboven geciteerde zinnen zijn naar mijn mening zeer krachtig en daarnaast erg goed leesbaar.

Objectiviteit
Een ander kenmerkend aspect van de Nieuwe Zakelijkheid is dat romans zo objectief mogelijk zijn geschreven.
Dit betekent dat de schrijver zich baseert op feiten, o.a. door een realistisch beeld van de leefomgeving en personages te geven.
Ondanks dat Karakter een fictief verhaal is, kan ik mij heel goed inbeelden dat een soortgelijke situatie in onze huidige tijd zou kunnen afspelen, het verhaal zou dus in principe waargebeurd kunnen zijn.
 
Dit was mijn weergave van de kenmerken van de Nieuwe Zakelijkheid die betrekking hebben op de roman Karakter van F. Bordewijk. Ik hoop dat u iets meer te weten bent gekomen over deze literaire stroming, ik heb er zelf in ieder geval veel over geleerd.